Bijvoeglijke naamwoordenVORM:
Het Engels heeft geen speciale vormen van bijvoeglijke naamwoorden. Het Nederlands wel:
Het huis is groot. / Het grote huis.
Een bijvoeglijke naamwoord geeft extra informatie over een:
- eigennaam
A goodbook.
He is rich.
- Een bijvoeglijk naamwoord kan direct vóór een zelfstandig naamwoord staan:
A goodbook.
- Een bijvoeglijk naamwoord kan op een andere plek in de zin staan, er wordt dan gebruik gemaakt van een koppelwerkwoord:
The book is good.
This riddle seemsdifficult.
- Soms staan er meerdere bijvoeglijke naamwoorden achter elkaar, er worden dan komma's tussen gezet:
The beautiful,expensive,rare vase was stolen.
Bijwoorden
GEBRUIK:
Een bijwoord geeft extra informatie over een:
- bijvoeglijk naamwoord
- een hele zin
Peter talks slowly.
Peter talks really slowly.
Na werkwoorden die een zintuiglijk waarneming uitdrukken wordt een bijvoeglijk naamwoord gebruikt, geen bijwoord. Deze werkwoorden functioneren dus als koppelwerkwoorden:
The music sounds good.
The soup smellsbad.
Those earrings look expensive.
Maar:
He looked sadly at me. (hij keek op een verdrietige manier)
Soms heeft het bijwoord een andere betekenis dan het bijvoeglijk naamwoord:
I like short stories. (short = kort)
I could hardly read that book. (hardly = nauwelijks)
I don't call that fair play. (fair = sportief, eerlijk)
He's a fairly good player. (fairly = redelijki, tamelijk)
We took a late train. (late = laat)
I haven't seen him lately. (lately = onlangs, recentelijk)
VORM:
- Basisregel: een bijwoord wordt gevormd door -ly achter een bijvoeglijk naamwoord te zetten:
slow - slowly
She sings it well.
- Uitzondering 2: Woorden op -y krijgen -i:
funny - funnily
- Uitzondering 3: Als een bijvoeglijk naamwoord eindigt op -ble, dan wordt het bijwoord anders gevormd:
terrible - terribly
- Uitzondering 4: Als een bijvoeglijk naamwoord eindigt op -ic, dan wordt het bijwoord anders gevormd:
tragic - tragically
- Uitzondering 5: Het bijwoord is soms hetzelfde als het bijvoeglijk naamwoord:
- woorden op -ly:
early | The early train leaves at 7. | We left home early. |
daily | This is a daily paper. | He visits his grandmother daily. |
weekly | That is a weekly magazine. | This magazine appears weekly. |
monthly | We have a monthly examination. | They go to Paris monthly. |
yearly | The yearly festival was cancelled. | I go to the dentist yearly. |
high | This fence is high. | He can jump high. |
low | The wall is low. | The plane flew low over the beach. |
far | How far is the next town? | He has gone too far this time! |
fast | Michael drives a fast car. | Michael drives fast in his car. |
wrong | This is the wrong address. | They spelled my name wrong. |
late | We took a late train. | We arrived late. |
straight | It was a straight road. | He went straight home. |
etc. |
- Uitzondering 6: Sommige bijvoeglijke naamwoorden en hebben geen bijwoordvorm:
- woorden op -ly:
Gebruik een formulering met way if manner:
friendly | Our teacher is a friendly man. | He talked to me in a friendly manner. |
silly | He sang a silly love song. | They acted in a silly way. |
lovely | That is a lovely sweater! |
unlikely | It is unlikely that we will see them again. |
etc. |
difficult | He solved the difficult riddle. | The boy speaks with great difficulty. |
impossible | It is impossible to do all that work in one day. | We can't possibly visit you next week. |
- Uitzondering 7: Sommige bijwoorden hebben geen bijvoeglijk naamwoordvorm:
He always has breakfast at eight.
He only sings English songs.
whole - wholly